Voorheen werden weekhuidmijten vooral als secundaire plaag gezien. Helaas is dit beeld veranderd en worden deze mijten nu in sommige (sier)teelten benaderd als primaire plaag. De ontwikkeling van weekhuidmijten kan voor telers zorgwekkend zijn, vooral in het najaar en het voorjaar. In dit artikel gaan we dieper in op deze plaag en de toepasselijke biologische bestrijding.
Weekhuidmijten zitten vaak diep in de planten verstopt, omdat ze gevoelig voor uitdroging zijn. Daarom komt deze plaag ook minder vaak voor in de zomer. Weekhuidmijten zuigen voornamelijk aan jonge plantendelen en veroorzaken al schade voordat het blad uitgevouwen of de bloem open is. De meeste schadelijke soorten scheiden een toxine af, waardoor groeipunten misvormen en afsterven.
Weekhuidmijten dragen vaak onuitspreekbare namen. Zo vinden we bijvoorbeeld Polyphagotarsonemus latus (begoniamijt) en Tarsonemus violae in Gerbera, Steneotarsonemus furcatus in Calathea, Steneotarsonemus ananas (ananasmijt) in Bromelia en Steneotarsonemus laticeps (narcismijt) in Amaryllis.
Ze leggen hun eieren bij voorkeur in kleine groepen in vochtige delen van de plant. Deze zijn ovaal, doorzichtig en bijna even groot als de mijten zelf. Mannetjes zijn kleiner dan de vrouwtjes. Daarnaast hebben de mannetjes de eigenaardige gewoonte om bijna volwassen vrouwtjes te ontvoeren en ze op hun rug te dragen rug naar de groeipunten van de planten. Zo zorgen ze voor de actieve verspreiding. Maar het verplaatsen van planten, de activiteit van mensen en zelfs andere vliegende insecten zoals vliegen, witte vliegen en bladluizen zorgen voor de belangrijkste overdracht van de mijten van plant naar plant.
Met of door? een goede monitoring kunnen telers op tijd reageren en de juiste natuurlijke vijanden inzetten. Weekhuidmijten worden meestal biologische bestreden met behulp van herhalende introducties van Amblyseius-System (Neoseiulus cucumeris), Montdorensis-System (Transeius montdorensis) of Swirskii-System (Amblyseius swirskii).
Het goed en tijdig waarnemen van weekhuidmijten is echter geen eenvoudige klus. De mijten zijn minuscuul en nauwelijks waarneembaar met het blote oog. Ook reproduceren ze zich heel snel! De begoniamijt reproduceert zich bijvoorbeeld binnen 5 dagen bij 25°C. Vaak worden de mijten niet gevonden voordat ze schade hebben veroorzaakt. Chemisch ingrijpen wordt dan vaak onvermijdelijk.
Om schade te voorkomen adviseren wij preventief te werken met veel roofmijten! Zodra de dichtheden van roofmijten in het gewas te laag zijn, ontstaan de problemen met weekhuidmijten.
‘De kracht van aantallen’ is een steeds terugkerende concept. Hoge dichtheden aan natuurlijke vijanden kunnen gerealiseerd worden met herhalende introducties van roofmijten of met het toepassen van alternatief voedsel, zoals stuifmeel van lisdodde (NutrimiteTM). Door het verblazen van stuifmeel kunnen telers de populaties van roofmijten een boost geven. Roofmijten leggen dan meer eieren, overleven langer en bereiken hoge dichtheden om de eerste weekhuidmijten aan te pakken. De ‘standing army’ staat dan paraat.
Comments