Steeds vaker krijgen we uit ‘het veld’ een melding of zien we in het gewas motjes en rupsen van de Duponchelia. De rupsen zitten dikwijls erg goed verstopt in het gewas, onder oude plantendelen, onder potten en in ander organisch materiaal. Ze worden alleen na erg goed zoeken gevonden, bestrijden ervan vergt dus een gedegen aanpak.
Planten vallen weg door onverklaarbare wijze, het lijkt of dat we last hebben van Pythium, Fusarium of Phytophthora, dat klopt dan soms ook wel, maar voordat deze schimmels/oömyceten vat kunnen krijgen op de planten is er nog iets aan vooraf gegaan. En dat kan duiden op rupsenvraat aan de wortels en aan plantendelen.
Belangrijk is dus om de levenswijze goed inzichtelijk te hebben:
De ei-afzetting vindt laag bij de grond of op het substraat, aan de onderzijde van het blad of op dood plantmateriaal plaats. Apart of dakpansgewijs in groepjes, de kleur is rosé-rood van kleur, ovaal en afgeplat van vorm en 2 tot 3 mm groot.
De rups is roomwit tot lichtbruin met donkere platen, zwarte kop en halsschild, max. 2 à 3 cm lang. De platen op de 1e segmenten zijn grotendeels zwart, op de andere grijzig. De rups leeft verscholen en kan aan bijna alle plantendelen vraatschade aanrichten. Vaak zijn er zichtbare spinseldraden in de buurt te vinden.
De hoofdkleur van het motje is grijsbruin met brede vleugels met daarop een kronkelende witte lijn. Het achterlijf is vaak opvallend lang en omhoog gebogen (puntig bij mannetjes), spanwijdte is 18 à 22 mm en bij verstoring vliegt de vlinder laag over en door het gewas.
De levenscyclus is met name afhankelijk van onder andere de temperatuur en ligt tussen de 6 à 8 weken. Het vrouwtje leeft ongeveer tien dagen. Enkele dagen na het uitkomen begint ze met het afzetten van eitjes, gedurende haar leven in totaal circa 200. Na een week komen hier de jonge rupsen uit. Om te kunnen groeien vervelt de rups een aantal keren. Ongeveer een maand later verpopt de rups zich op de grond in een cocon van aarde en plantenresten. Na zo’n tien dagen verschijnt het motje. In de kas zijn 8 tot 9 generaties per jaar mogelijk (22°C).
Aanpak IPM strategie:
Belangrijk punt in de gehele IPM strategie is hygiëne, hoe schoner er gewerkt word hoe lastiger het de Duponchelia gemaakt wordt. Feit is wel dat er bij telers met substraat als kokos, veen, potgrond en vollegrond altijd wel een voedingsbodem aanwezig is voor Duponchelia rupsen, in substraatteelten met steenwol, perliet en hydrokorrels is er veel minder organisch materiaal aanwezig waardoor het ze vanzelf al erg lastig gemaakt wordt.
Monitoring is belangrijk, hoe dikwijls wij als specialisten niet ergens komen dat er vooraf gezegd word, “Duponchelia, nooit gezien, hebben we geen last van”, en dat we daarna een aantal monitoringsvallen ophangen en de teler wijzen op het feit dat er in een dag tijd toch zo maar 10 à 20 inzitten, weet je dat je al met een serieuze plaag te maken hebt.
Daarnaast zijn de inzet van biologische bestrijders als Atheta-system (bodemroofkever) en Hypoaspis-system (bodemroofmijt) goede bestrijders van de rupsen en eitjes van de Duponchelia, beide hebben een zeer brede menukeuze en kan variëren van algen tot aan tripspoppen. Aantallen in te zetten nuttigen dien je altijd met de specialist van Biobest te overleggen en is afhankelijk van de situatie.
In diverse teelten is het mogelijk om aaltjes als Steinernema-system en Carpocapsae-sytem in te zetten, hiervoor zijn diverse technieken en mogelijkheden, dit dient dan ook ten alle tijde ter plaatse bekeken te worden.