top of page
Micromus angulatus adult 4.jpg

Micromus

Strakke organisatie en toepassing houden trips in toom

Grote problemen met trips waren er nooit bij Sonneveld Hydrangea in Bleiswijk. Totdat in 2014 met een partij stekken Thrips setosus binnen het bedrijf kwam. “Het liep snel uit de hand, waardoor we alles uit de kast moesten halen”, blikt firmant Piet Sonneveld terug. “Dat heeft zich gelukkig uitbetaald en we kunnen de trips nu veel beter beheersen.” Sonneveld Hydrangea omvat 4,2 ha hortensiateelt, verspreid over twee locaties. Het bedrijf is volledig gespecialiseerd in snijhortensia’s. Logistieke complexiteit kenmerkt de teelt, die zich zowel buiten afspeelt (groei) als in verschillende afdelingen onder glas (groei, bloei en overwintering). “We oogsten jaarrond verschillende kleuren, dus het is hier een voortdurend geschuif met containers”, licht Piet Sonneveld toe, die samen met zijn broers Henk en Steve het management vormt.

Piet Sonneveld: “Alles rond de gewasbescherming moest allemaal net wat strakker en beter dan we gewend waren. Die les had ik wel geleerd.” De logistieke dynamiek is ook een complicerende factor voor de gewasbescherming. Niet alleen vanwege de frequente bewegingen van partijen planten, waardoor beestjes zich eenvoudig kunnen verspreiden en sneller in schone partijen terechtkomen. Het vergt ook veel flexibiliteit, verplaatsingen van apparatuur én toewijding om alle behandelingen volgens planning te laten verlopen. “Dat laatste schoot er door de soms hectische gang van zaken regelmatig bij in”, erkent de teler. “Gewasbescherming is niet de enige taak in mijn portefeuille en ik moest mijn aandacht soms ook acuut op andere zaken richten. Dat was weleens lastig, maar het gaf meestal geen grote problemen als een bespuiting één of enkele dagen later werd uitgevoerd. In 2014 kwam ik daar echter niet meer mee weg.” Hardnekkig beestje In dat jaar bleek achteraf dat een partij stek een nieuw insect bevatte waar inmiddels iedereen last van heeft in de vorm van Thrips setosus. In no time had het plaaginsect zowel in de kas als buiten vaste voet aan de grond. “Voor ons en een aantal van onze collega’s was dat een nieuw beestje”, vervolgt Sonneveld. “Het is ook een beestje dat we tot vorig jaar moeilijk konden beheersen. Het liep eerst zwaar uit de hand. We hebben alle beschikbare chemische middelen geprobeerd, maar dat had nooit volledig resultaat. Telkens opnieuw kroop de tripspopulatie weer omhoog uit het dal. Ook buiten kon de trips zich goed handhaven, waardoor je het steeds weer in de kas bracht. Zo bleven we tot ver in het najaar van 2015 dweilen met de kraan open.”

Technisch adviseur Irma Lukassen, Guido Halbersma en John van Eijk bewonderen de imposante bloemschermen van de snijhortensia’s. Geïntegreerde aanpak en samenspel De teler vervolgt: “Pas in 2016 kregen we grip op de zaak en op dit moment hebben we de trips beter onder controle. Daar was heel wat voor nodig. Zonder de hulp van John en Guido zouden we waarschijnlijk minder ver zijn gekomen.” John van Eijk, werkzaam bij Biobest NL, ondersteunt de drie broers bij de biologische bestrijding. Guido Halbersma van Van Iperen adviseert het bedrijf over middelengebruik en de gewasbescherming in brede zin. “De bestrijding van Thrips setosus vergt een geïntegreerde aanpak en een strakke discipline”, licht Van Eijk toe. “Ik heb mij gefocust op de meest effectieve biologische aanpak, ook in relatie tot andere plagen. Spint is daarvan de belangrijkste. Je wilt de biologische spintbestrijding zo lang mogelijk in stand houden. Ook de etiketbeperkingen waaraan veel middelen onderhevig zijn, vragen om een biologische insteek.” Roofmijten en Azatin Van Eijk zette verschillende proeven op. “Met vallen en opstaan zijn we tot het systeem gekomen dat hier sinds vorig jaar draait”, legt hij uit. “Daarin gebruiken we drie soorten roofmijten: andersonii tegen spint en cucumeris en swirskii tegen trips. Samen leggen deze een stevige basis onder de biologische plaagbeheersing.” Het roofmijtentrio wordt aangevuld met het natuurlijke middel Azatin, dat sinds het najaar van 2015 is toegelaten ter bestrijding van trips in siergewassen. Het wordt toegepast in blokbehandelingen van vier wekelijkse bespuitingen. Het middel bevat de werkzame stof azadirachtine-A, afkomstig uit de neemboom. “Deze stof heeft een afstotende werking die het gewas minder aantrekkelijk maakt voor trips en andere plaaginsecten. Het is ook een insecten groeiregulator die inwerkt op de vervelling van trips”, legt Irma Lukassen, technisch adviseur bij Certis, uit. Volwassen trips, eieren, larven en poppen die door de spuitvloeistof worden geraakt of de werkzame stof via plantsap binnenkrijgen, gaan daar binnen enkele dagen aan dood. Azatin vormt een goede aanvulling op roofmijten, die voornamelijk jonge larven eten.

Door de drie schuin omhoog staande nozzles dringt de spuitvloeistof beter door in het gewas. Schoonspuiten voor de winter Tegen het einde van het jaar komen alle planten in de kas om vorstvrij te overwinteren. Een blokbehandeling met Winner (eveneens vier wekelijkse bespuitingen) maakt de planten vrijwel volledig tripsvrij. Ook de roofmijten leggen daarbij het loodje, maar omdat er in de winter nauwelijks spintdruk is, vormt dat geen onoverkomelijk probleem. “Het voordeel van een schone start in het voorjaar weegt daar ruimschoots tegenop”, legt Sonneveld uit. “Door deze aanpak kunnen ook andere middelen langer in de kast blijven en heb je in het voorjaar meer rust en tijd om opnieuw biologische bestrijders te introduceren.” Organisatie Parallel aan de ontwikkeling van een robuust biologisch bestrijdingsschema hielden de teler en adviseur Guido Halbersma de organisatie en uitvoering tegen het licht. “Om de problemen structureel de baas te worden, moesten we toe naar een andere werkwijze”, zegt Sonneveld. “Het moest allemaal net wat strakker en beter dan we gewend waren. Die les had ik wel geleerd.” Er werd ook interne assistentie gezocht om de gewasbescherming de vereiste prioriteit te kunnen geven. Het kostte weinig moeite om daarvoor een geschikte medewerker te vinden en op te leiden. Ondertussen werkte Halbersma een nieuw en efficiënter scoutprotocol uit. “Dit schema geeft sneller inzicht in de verspreiding en populatieopbouw binnen het hele bedrijf, waardoor je niet langer achter de feiten aan hoeft te lopen”, zegt hij. “De frequentie van waarnemen is nu ook beter afgestemd op de seizoenen. Met een vergelijkbare ureninzet levert dat een scherper en vollediger beeld op van de situatie door het jaar heen.” Spuittechniek Ook de spuittechniek werd aangepakt. Van veel middelen, waaronder Azatin, staat of valt de effectiviteit met het goed raken van de plaag. Door de verticale spuitstok aan de onderzijde te voorzien van drie schuin omhoog staande nozzles en meer water te gebruiken, dringt de spuitvloeistof beter door in het gewas. Daardoor wordt vooral de onderkant van de bladeren beter geraakt en is het bestrijdingsresultaat merkbaar verbeterd. Halbersma: “Al met al denk ik dat we met elkaar tot een heel goede systeemaanpak en structuur zijn gekomen. Techniek is een belangrijk hulpmiddel, maar je moet ook zorgen voor een solide structuur waarbinnen die techniek wordt gebruikt. Het was een mooie uitdaging om dat hier voor elkaar te krijgen.”

Geraadpleegd via: Glashelder 33, Certis

bottom of page